Olivier Winants: Van ik naar wij – over heling, rouw en de kracht van gemeenschap

Arianne en ik interviewde Olivier Winants, voormalig mensenrechtenjurist, over de verschuiving van individueel naar collectief helen: “Sommige pijn is te groot voor één-op-één. In een groep wordt ze eindelijk draaglijk.”

Olivier Wienans werkte jarenlang als jurist in de Europese politiek voordat hij zijn roeping vond in traumawerk en groepsbegeleiding. Met zijn project Tribal onderzoekt hij hoe collectieve processen heling kunnen brengen — niet alleen voor individuen, maar voor de samenleving als geheel.

Hieronder de video van het interview. Eronder kun je het interview ook lezen.

De kracht van het wij

Arjan: Olivier, fijn dat we hier kunnen praten. Jij werkt de laatste tijd veel met groepen. Dat intrigeerde me, want als coach werk ik vooral individueel. Je stuurde me iets over jouw project Tribal en ik dacht: mis ik iets? Waarom is die groep eigenlijk zo belangrijk?

Olivier: Mooie vraag. En fijn dat je nieuwsgierig bent — dat is al een moedige stap. Ik begon zelf ook als individueel therapeut. Tien jaar lang werkte ik één-op-één met cliënten. Tot ik merkte dat er in groepen iets heel anders gebeurde. Iets diepers, fundamentelers.

Arjan: Wat bedoel je met “anders”?

Olivier: In individuele therapie werk je met persoonlijke pijn. Maar in groepen zie je iets collectiefs oplichten. Ik zag dat wat wij “individueel lijden” noemen, vaak eigenlijk gedeelde pijn is. In plaats van dat te erkennen, houden we die pijn meestal bij het individu. Zo worden we — zonder dat we het willen — medeplichtig aan het in stand houden van dat isolement.

Wat ik ontdekte, is dat veel van wat we als individueel trauma behandelen, eigenlijk collectieve of relationele pijn is die ooit geïndividualiseerd werd.

Arjan: Dus het probleem ligt niet alleen bij de persoon zelf, maar in de context waarin hij leeft?

Olivier: Precies. Een kind dat niet ontvangen of gereguleerd wordt, ervaart dat als een persoonlijk tekort: er is iets mis met mij. Maar de wond is in wezen relationeel. Dat is een cruciaal verschil. En het raakt me telkens opnieuw hoe sterk dat patroon doorwerkt. Mensen blijven therapieën volgen, ze begrijpen steeds beter wat er “mis” is, maar fundamenteel verandert er niet veel — omdat de context hetzelfde blijft.

Arjan: Ja, ik herken dat. In de maatschappij zijn we steeds verder geïndividualiseerd. Alsof we uit elkaar gevallen zijn in duizenden losse stukjes.

Olivier: Dat is mooi gezegd. En het klopt: onze begeleiding is daarin meegegaan. Natuurlijk was individualisering ooit een noodzakelijke stap — de beweging van de jaren zestig ging over vrijheid, over het bevrijden van potentieel. Maar we zijn erin doorgeslagen. De film is voorbij, maar we blijven naar het scherm staren, hopend op een nieuw deel.

Arjan: Dus na individuatie is het tijd om weer samen te komen?

Olivier: Ja, en tegelijk is dat onderscheid tussen “ik” en “wij” eigenlijk vals. Het één kan niet zonder het ander. Je kunt het kind niet los zien van zijn hechtingssysteem, of ouders van hun maatschappelijke bedding. Toch doen we dat wel — en dat veroorzaakt een kettingreactie van lijden.

Arjan: Dat samenbrengen van het ik en het wij is dus ook wat je wilt doen in jouw masterclass?

Olivier: Absoluut. Het gaat om herstel van verbinding. Natuurlijk blijft individueel werk waardevol, maar er zit bij veel hulpverleners — en ik reken mezelf daar ook toe — een zekere relationele ontwijking. Groepswerk confronteert. Het vraagt moed om jezelf te laten zien te midden van anderen. En precies dat maakt het zo krachtig.

Van mensenrechten naar heling

Arjan: Jij was oorspronkelijk mensenrechtenjurist. Hoe ben je van dat werk in het traumaveld terechtgekomen?

Olivier: Dat lijkt misschien een grote sprong, maar voor mij was het een logisch pad. Ik kom uit een gezin waar hechting niet vanzelfsprekend was — relationele onveiligheid, zeg maar. Dat tekent je. Als het wij niet veilig is, vlucht je vanzelf het ik in. Dat heb ik gedaan. Ik koos voor de rechtenstudie, werkte jarenlang in de Europese politiek, en bouwde een carrière op binnen het burgerlijk recht en de mensenrechten.

Maar ondertussen worstelde ik zelf met angst, depressieve periodes, onrust in relaties. Ik begreep conceptueel wat er speelde — ik wist hoe trauma en hechting werkten — maar begrijpen hielp niet. Ik voelde: dit is niet genoeg.

Arjan: Dus je ging op zoek naar iets anders?

Olivier: Ja. Ik heb alles geprobeerd wat ik kon vinden binnen de reguliere hulpverlening, maar dat bracht geen wezenlijke verandering. Tot ik via via terechtkwam in een lichaamsgericht groepsproces in Frankrijk, bij Domaine des Champs. Daar heb ik, zonder dat ik precies begreep wat er gebeurde, voor het eerst échte verbetering ervaren.

Arjan: Wat maakte dat zo anders?

Olivier: De groep. De bedding van een groep doet iets wat je individueel niet kunt nabootsen. In één-op-één werk blijft er altijd een impliciete asymmetrie: jij helpt, de ander ontvangt. In een groep ontstaat iets circulairs. Er is ruimte om te dragen én gedragen te worden. En dat verandert alles.

Ik herinner me het eerste weekend nog goed. Vier dagen intens werk. Er kwam een ontlading van emoties die ik nog nooit had gevoeld — ook niet na jaren individuele therapie. En wat me vooral trof: mijn symptomen verdwenen bijna onmiddellijk. De angst, de slapeloosheid, het hyperalerte gevoel… ze vielen weg.

Arjan: Dat moet indrukwekkend geweest zijn.

Olivier: Absoluut. En dat ging niet over magie, maar over veiligheid. Als je systeem eindelijk veiligheid ervaart in relatie, kan het zich ontspannen. Dat is het helende principe. In een veilige groep mag pijn naar boven komen — en precies daardoor verliest ze haar greep.

Veel individuele therapie richt zich op symptoomverlichting: het zachter maken van wat moeilijk is. Groepswerk richt zich op relationeel herstel. Daarin worden symptomen niet bestreden, maar begrepen als bescherming tegen wat te groot was om ooit alleen te dragen.

Arjan: Dat klinkt ook confronterend.

Olivier: Dat is het. Groepswerk is niet altijd comfortabel. Relatie brengt waarheid naar boven. Hoe meer veilige verbinding er ontstaat, hoe dieper de waarheid zich toont. En waarheid is vaak pijnlijk. Maar het is ook bevrijdend.

Arjan: Dus heling gaat niet over iets “oplossen”, maar over rouwen in verbinding?

Olivier: Precies. Pijn wil niet per se verdwijnen, ze wil gezien worden. Rouwen is het helende werk. En rouwen kun je niet alleen. De kern van trauma is altijd: ik was alleen met iets ondraaglijks. Wanneer een groep dat met jou kan dragen, verandert de ervaring fundamenteel.

Arjan: Dat raakt aan iets heel wezenlijks.

Olivier: Ja. Heling is niet dat de geschiedenis anders wordt, maar dat ze gedeeld wordt. Dat je voor het eerst kunt ervaren: ik ben hier niet alleen.

Het collectieve lijden

Arjan: Wat me raakt in wat je zegt, is dat dit niet alleen over individuen gaat. Je verbindt het ook aan de maatschappij. Hoe zie je dat verband tussen persoonlijke pijn en collectief lijden?

Olivier: Dat verband is er voortdurend. Wat wij individuele problemen noemen, zijn vaak symptomen van een veel groter weefsel. Kijk naar onze tijd: we leven in een samenleving die zelfredzaamheid tot hoogste deugd heeft verheven. Maar de emotionele keerzijde van zelfredzaamheid is eenzaamheid.

Ik heb veel zogenoemde “high potentials” gecoacht — succesvolle mensen, leiders, ondernemers. En bijna allemaal zijn ze eenzaam. Zelfredzaamheid lijkt sterk, maar het is in feite een traumareactie die we zijn gaan verheerlijken.

Arjan: Een traumareactie?

Olivier: Ja. Als het wij onveilig is — in je gezin, in de maatschappij — dan vlucht je in het ik. Dat is plan B. Je leert jezelf te reguleren, je eigen emoties te dragen, je eigen behoeften te voorzien. Dat is een noodzakelijke overlevingsstrategie, maar het is geen manier om te leven.

Arjan: En plan A?

Olivier: Plan A is het besef dat ik en wij niet van elkaar te scheiden zijn. In hechtingswetenschap en in de interpersoonlijke neurobiologie — mensen als Dan Siegel en Allan Schore schrijven daar prachtig over — zie je dat een gezond brein zich ontwikkelt in relatie. We zijn letterlijk gebouwd op verbinding.

In de natuur is dat niet anders. Een bloem groeit niet omdat ze zichzelf perfect organiseert, maar omdat ze deel is van een geheel: aarde, zon, water, schimmelnetwerken. Alles draagt bij. Wij zijn dat vergeten.

Arjan: En als dat “wij” wegvalt, ontstaat er leegte?

Olivier: Ja, en die leegte proberen we wanhopig op te vullen. Met werk, bezit, prestaties, spiritualiteit, zelfs met zelfontwikkeling. Maar dat is allemaal plan B. Als de hechting met de groep, met gemeenschap, met de wereld verloren is gegaan, dan kun je het niet vervangen met persoonlijke groei.

Arjan: Je zegt eigenlijk: de zelfontwikkelingscultuur is een symptoom van collectieve verwaarlozing.

Olivier: Precies. Dat klinkt hard, maar ik bedoel het niet als oordeel. We zijn in een regressie beland — we vertrouwen het “wij” niet meer, vaak terecht, en dus trekken we ons terug in het “ik”. Maar dat “ik” kan het niet dragen. En wat zie je dan? Polarisatie, wantrouwen, eenzaamheid.

Kijk naar onze politiek. Overal hoor je de roep om vrijheid, controle, zelfbeschikking. Dat zijn allemaal ik-woorden. Ondertussen is er een schreeuwend tekort aan verbinding.

Arjan: Dus achter die politieke roep zit eigenlijk pijn?

Olivier: Absoluut. Zoals David Brooks zei: “Donald Trump is the wrong answer to the right question.” Het gaat niet om de figuren zelf, maar om de vraag die eronder ligt: wie ziet mijn lijden, wie hoort mijn verhaal? Extreem rechts, populisme — dat zijn uitdrukkingen van niet-gezien lijden.

Arjan: Relationele armoede, zou je kunnen zeggen.

Olivier: Ja. En dat herken ik bij veel mensen. Ook bij mezelf trouwens. We zijn collectief verarmd in onze relaties. De meesten van ons zijn goed opgeleid, functionerend, succesvol zelfs, maar missen een wezenlijke bedding. En zonder bedding is er geen heling.

Arjan: Dat klinkt als een maatschappelijk probleem, maar ook als een oproep tot actie.

Olivier: Dat is het ook. Groepswerk is voor mij niet alleen therapeutisch, het is ook een vorm van activisme. Het herstelt de gemeenschap. Iedere groep die samen pijn aangaat, herbouwt een stukje menselijkheid.

Terug naar gemeenschap

Arjan: Je noemt groepswerk een vorm van activisme. Wat bedoel je daarmee?

Olivier: Activisme hoeft niet altijd luid te zijn. Voor mij is het elke daad die bijdraagt aan herstel van verbinding. In groepen zie ik dat gebeuren: mensen die samen hun pijn dragen, ontdekken iets universeels. Iemand zei me ooit — of misschien heb ik het zelf bedacht (lacht) — als je diep genoeg individueel kijkt, ontdek je altijd iets collectiefs.

In de groep wordt dat zichtbaar. Daar transformeert pijn in iets gedeelds. Dat noem ik alchemie. In de oude alchemie maak je goud van onedele metalen. In het helingswerk maak je verbinding van oude pijn. We kunnen pas iets nieuws bouwen als we bereid zijn het rauwe, rommelige werk te doen: rouwen om wat we verloren, erkennen wat we elkaar hebben aangedaan.

Arjan: Dat vraagt veel moed.

Olivier: Ja. Maar het is het enige wat werkt. Ik heb lang geprobeerd pijn te vermijden — en ik werd er alleen maar ongelukkiger van. Echte heling vraagt om samen de pijn aan te kijken. Sommige pijn is gewoon te groot om één-op-één te dragen. In groepen zie ik dat gebeuren: het ondraaglijke wordt draaglijk zodra het gedeeld wordt.

Ik heb gewerkt met mensen die gemarteld zijn, met slachtoffers van misbruik, met generaties die nog de naschok van oorlogen dragen. Zulke verhalen zijn niet te bevatten, tenzij er gemeenschap is.

Arjan: Dat raakt ook aan wat er maatschappelijk speelt. Denk aan het recente misbruikschandaal in de kerk.

Olivier: Ja, en wat mij daarin opvalt, is dat we als maatschappij moeite hebben met rouw. We willen naar voren, vergeten, “verdergaan”. Maar zo werkt heling niet. Rouw vraagt herbeleving en erkenning — samen. In Zuid-Afrika deden ze dat via de Waarheids- en Verzoeningscommissie: verhalen werden verteld, en de gemeenschap luisterde. Niet om te vergeven, maar om te dragen.

Arjan: Denk je dat we een crisis nodig hebben om weer samen te komen?

Olivier: Misschien. Elke crisis is een kans, zeggen ze. Maar ik hoop dat we leren om niet telkens te wachten tot de orkaan komt. We kunnen ook nu al bouwen aan structuren die ons dragen. Gezonde gewoontes, groepen, rituelen — plekken waar we kunnen rouwen én vieren.

Arjan: In feite zijn dat de plekken die in onze cultuur grotendeels verdwenen zijn.

Olivier: Inderdaad. We hebben plekken voor plezier, voor werk, voor consumptie. Maar waar ga je heen als je rouwt? Er is geen collectieve ruimte meer voor verdriet. Dat maakt mensen ziek.

Arjan: En social media lijken dat niet op te lossen.

Olivier: (lacht) Nee, dat is één groot ontwijkingsfestijn. Sociale media faciliteren quasi-contact: ze voeden het verlangen naar verbinding, zonder het echte werk te vragen dat bij verbinding hoort. We bewonderen elkaar, maar we ontmoeten elkaar niet.

Alain de Botton zegt dat mooi: na twintig minuten met eender wie ontdek je altijd een stukje gekte. Echte verbinding begint pas daar — waar het niet meer perfect is. En daar haken we massaal af.

Arjan: Terwijl we eigenlijk verlangen naar echtheid.

Olivier: Precies. En echtheid vraagt contact met het donker. Ik ben fan van het donker, omdat wat daar verschijnt, echt is. In het donker kun je niets verbergen achter licht. De Navy Seals hebben een ritueel waarin ze elkaar tot het uiterste drijven, niet uit machismo, maar om te leren: als ik je daar heb gezien, vertrouw ik je volledig. Zo werkt ook groepswerk.

Verbinding ontstaat niet door te zeggen “ik vind je leuk”, maar door te durven zeggen: “iets in jou maakt me bang.” Als dat uitgesproken mag worden, ontstaat er vertrouwen.

Arjan: Dat is een krachtige metafoor.

Olivier: Ja. En dat is wat ik bedoel met het donker als alchemische ruimte. Alleen daar kan iets echt transformeren. Als we dat werk niet doen, wordt het donkerder — niet buiten ons, maar ín ons.

Arjan: Je schreef ooit over de wetmatigheden van groepen. Wat bedoel je daarmee?

Olivier: Verbinding is geen keuze, het is een natuurwet. Zoals zwaartekracht. Je kunt niet “niet verbonden” zijn, zelfs niet in je pijn. Trauma is in zekere zin uit de verbinding gegooid worden — of dat zo voelt. Heling is het moment waarop je terugstapt in het veld van verbinding, in dat grotere geheel.

In een groep onderzoeken we samen hoe die wetmatigheden werken. Dat is geen lineair programma — het ontvouwt zich. De eerste dag bied ik oefeningen aan, maar op dag twee leidt het leven zelf. Dat vraagt overgave, niet passief maar actief: bereidheid om geraakt te worden.

Arjan: En die bereidheid is precies wat onze tijd nodig heeft.

Olivier: Dat denk ik ook. We leven in een koude tijd — een metaforische winter. En in de winter heb je elkaar nodig. Het is tijd om weer te ervaren dat een groep veilig kan zijn, als je bereid bent het werk te doen.